Op 14 juni 2016 ratificeerde Nederland, na 10 jaar, het Verdrag voor de rechten van mensen met een beperking. Dit verdrag draagt de deelnemende staten op deze rechten te waarborgen. In artikel 3 sub a van het Verdrag lezen wij het volgende
Respect voor de inherente waardigheid, persoonlijke autonomie, met inbegrip van de vrijheid zelf keuzes te maken en de onafhankelijkheid van personen.
Het Verdrag geldt ook voor gemeenten als decentrale overheid. Gemeenten zijn sinds 1 januari 2015 verantwoordelijk voor grote delen van de zorg. Dat betekent dat zij een grote, en wellicht zelfs de grootste rol spelen bij de uitvoering van het verdrag.
Gemeenten betrekken diensten van derden, zorg- en welzijnsorganisaties, om te voldoen aan hun verplichtingen op basis van de wet (Wmo 2015, Jeugdwet, Participatiewet). De discussie over hoe dat moet, via aanbestedingen of niet en als je aanbesteedt hoe dan, laait momenteel weer op. Dit komt vooral door de regio Rotterdam-Rijnmond. De gemeente Rotterdam kondigde begin dit jaar aan alle in te kopen diensten Europees te gaan aanbesteden.
Inmiddels is wel duidelijk dat het aanbesteden van diensten in het sociaal domein geen verplichting is. Alleen als sprake is van een overheidsopdracht, als de gemeente daarvoor kiest, moet de gemeente ook aanbesteden volgens de Aanbestedingswet. En ook dan heeft zij veel (maar wel begrensde) vrijheid door de nieuwe procedure voor sociale en specifieke diensten.
Wat zich echter wreekt is dat als gemeenten kiezen voor aanbesteden, het aanbestedingsrecht alleen toeziet op de zogenaamde “dyadische” inkooprelatie tussen gemeente en zorg- en welzijnsinstellingen. Maar het sociaal domein kent nog een derde belangrijke speler: de cliënt. Het aanbestedingsrecht heeft als ratio dat als de gemeente de procedure netjes volgt, de beste instelling de opdracht gaat uitvoeren.
De uitkomsten van een aanbestedingsprocedure kunnen echter haaks staan op artikel 3 sub a van het verdrag. Gemeenten kunnen namelijk prima een aanbestedingsprocedure doorlopen volgens de wet, vervolgens met één of een beperkt aantal organisaties een overeenkomst sluiten en daarmee de persoonlijke autonomie, de vrijheid keuzes te maken en de onafhankelijkheid van personen doorkruisen. Immers, de cliënt kan niet meer zelf een aanbieder zoeken buiten het gecontracteerde aanbod, kan dus zijn vrijheid keuzes te maken niet volledig ten uitvoer brengen en is bovendien afhankelijk van het gecontracteerde aanbod.
Het aanbestedingsrecht kent nog geen goed (verplicht) afwegingskader als er meer speelt dan een dyadische inkooprelatie. Naar mijn mening biedt de richtlijn wel de mogelijkheid zo’n kader voor te schrijven. Lidstaten mogen namelijk strenger richtlijnen implementeren dan Europa voorschrijft. Roepen om afschaffing van Europees aanbesteden in het sociaal domein, zoals de huidige wethouder van Rotterdam doet, is onzinnig. Daar gaat Nederland niet over en bovendien hoeven gemeenten niet aan te besteden.
Het is zinvoller om de nieuwe regering op te roepen een verplichtend afwegingskader op te nemen in de Aanbestedingswet zodat rechten van cliënten ook zijn geborgd in aanbestedingsprocedures van gemeenten in het sociaal domein. Laten wij onderzoeken hoe dat eruit moet zien.