Op deze website worden advertenties getoond. Van de advertenties wordt de redactie betaald. De redactie verzorgt het nieuws op deze website. Zonder advertenties geen nieuws. Zou je je adblocker daarom willen uitschakelen
Hoewel de bouw in Nederland niet stil is komen te liggen door de coronacrisis zijn de vooruitzichten allerminst rooskleurig. Een door het coronavirus veroorzaakte recessie zou voor de hele bouw problemen op kunnen leveren en het aantal tenders voor de inframarkt neemt af. Ook een structurele oplossing voor de stikstof- en PFAS-problematiek is er vooralsnog niet.
Eerst stikstof, toen PFAS, nu corona. Het zit de Nederlandse bouwsector niet mee. Vooral de infrasector heeft te lijden onder de stikstofregels. Het coronavirus zorgt daarbij voor een economische neergang, die ook voor andere takken in de bouw gevolgen kan hebben. Het Economisch Instituut voor de Bouw (EIB) voorspelde onlangs dat de grond-, weg- en waterbouw dit jaar met acht procent kan krimpen, in 2021 met 5,5 procent. Voor de nieuwbouw komt het EIB uit op tien procent voor beide jaren. In totaal zou de coronacrisis de gehele bouwsector 40.000 banen kunnen kosten.
In het gezamenlijk manifest ‘Samen doorbouwen aan Nederland’, stellen het Rijk, marktpartijen, provincies en gemeenten dat de bouw als motor van de economie aan de gang moet blijven. Rijkswaterstaat kondigde in het verlengde daarvan onlangs aan infraprojecten naar voren te halen om zo de bouwsector te steunen. Maar, daar komen de stikstofregels weer om de hoek kijken. Bouwers krijgen hoe dan ook te maken met ‘investeringsbeperkingen’, zegt Ruben Heezen van Bouwend Nederland. “Als je het hebt over de aanleg of verbreding van nieuwe wegen, dan krijg je te maken met extra stikstofdepositie in de gebruiksfase. Daar hebben we nog geen structurele oplossing voor.”
Niet alleen van infrabouwers, maar ook van partijen in de woning- en utiliteitsbouw krijgt Bouwend Nederland signalen over een teruglopend aantal aanvragen en krimpende orderportefeuilles. Heezen vreest vooral voor de middellange en lange termijn. “Bedrijven kunnen nu nog verder werken met een orderportefeuille van drie tot zes maanden, maar als er niets bij komt dan gaat het natuurlijk opdrogen. Daar zit de grootste uitdaging voor de komende tijd.”
Gemeenten besteden minder aan
Ook al wil iedereen dat er doorgebouwd wordt, lang niet elke gemeente lukt
het om opdrachten in de markt te zetten. Bouwend Nederland ziet dat vooral
kleine gemeenten daar moeite mee hebben. “We krijgen veel signalen dat er wat
speelt wat betreft onderhandse aanbestedingen. Dat daar heel weinig bij komt,
vooral vanuit gemeenten”, zegt Heezen. Dat heeft volgens hem te maken met een
tekort aan geld en mankracht. “Je ziet gemeenten niet voldoende middelen hebben
om daarmee door te gaan. In crisissituaties hebben gemeenten de gaten die zijn
ontstaan op het sociale domein, proberen te dichten met andere budgetten, zoals
die voor groenonderhoud en infrastructuur.” Andere gemeenten hakken geen knopen
door omdat ze niet weten waar ze aan toe zijn.
Jan Michiel Hebly, hoogleraar Bouw- en aanbestedingsrecht en aanbestedingsadvocaat, herkent dat beeld. “Er wordt heel verschillend gereageerd door aanbestedende diensten, of ze nou wel of niet doorgaan met aanbestedingen. Sommige gemeenten zie je bijna stilvallen en anderen kiezen ervoor om door te gaan en te kijken waar het schip strandt.”
Heezen vindt niet dat er alleen naar gemeenten gekeken moet worden. “Uiteindelijk heeft het Rijk ervoor gekozen om in hun steunpakketten een grote taak naar de gemeenten over te dragen, dus het zou logisch zijn extra middelen in het gemeentefonds te stoppen, bedoeld voor de infrastructuur.” Zo zouden gemeenten de portefeuilles op peil kunnen houden.
Vertrouwen in de markt
Bij een recessie speelt consumentenvertrouwen ook mee, vooral voor de
woningbouw. Bedrijven geven nu al aan dat kopers zich terugtrekken uit
(nieuw)bouwprojecten. Heezen is dan ook voorstander van het stimuleren van dat
vertrouwen bij consumenten, door te kijken naar startersleningen, de Nationale
Hypotheekgarantie en het afschaffen van de overdrachtsbelasting. Ook
woningcorporaties zouden gesteund kunnen worden, door de verhuurdersheffing te
verlagen. “Dat zijn maatregelen die je nu zou moeten gaan nemen, zodat dat
effect zich resulteert in 2021.” Hij hoopt dat het kabinet concrete maatregelen
aankondigt op Prinsjesdag.
Leren van de vorige crisis
In 2008 kreeg de bouw ook te kampen met een flinke crisis. Kunnen we daar
iets van leren? “Zeker”, zegt Heezen. “Tijdens de vorige crisis zagen we dat de
overheid zeker in het begin van de crisis vrij afwachtend heeft gereageerd. Er
zijn geen forse steunpakketten al vrij snel tijdens de crisis gelanceerd, voor
de sector. Er zijn wel een aantal maatregelen genomen maar die kwamen vrij laat
op gang.” Hij vindt dat betrokken partijen er nu op tijd bij zijn, voor wat
betreft de coronacrisis. “Wat daarbij wel echt een grote kanttekening is, met
name voor de infra en aanbestedingen, is dat die stikstof en PFAS-problematiek
opgelost moet worden.”
Ook als het Rijk en gemeenten meer gaan aanbesteden, blijven stikstof en
PFAS een probleem. Bouwbedrijven proberen dat op te lossen door gebruik te
maken van de ADC-toets. Aanbestedende diensten vragen vaker om emissieloos te
bouwen. En er ontstaat ruimte door verlaging van de maximumsnelheid op wegen,
maar niet overal. Zo heeft de gemeente Zaanstad grote moeite om aan de
woningvraag te voldoen omdat in die regio ook de woningbouw geraakt wordt door
de stikstofregels. Elders in het land is dat minder het geval. “Ruimte creëren
kan bijvoorbeeld door het extern salderen van natuurherstel wat breder mogelijk
te maken, maar hier is wel een structurele oplossing voor nodig en die hebben
we op dit moment niet.”
“In feite moeten de kosten voor het schoonmaken van PFAS of het voorkomen van verdere PFAS-vervuiling door degenen die de vervuiling veroorzaken betaald worden, in the end is dat de consument”, volgens Hebly. Moet dat dan van belastinggeld? “Dat is niet ondenkbaar, zoals we ook met zijn allen de verduurzaming van het autopark moeten dragen omdat de overheid vindt dat er meer elektrisch gereden moet worden.”