Op deze website worden advertenties getoond. Van de advertenties wordt de redactie betaald. De redactie verzorgt het nieuws op deze website. Zonder advertenties geen nieuws. Zou je je adblocker daarom willen uitschakelen
De reuring over de herziening van de Aanbestedingswet komt langzaam op gang. AanbestedingsCafe.nl spreekt hoogleraren Elisabetta Manunza van de Universiteit Utrecht en Chris Jansen van de VU Amsterdam over het plenaire debat dat 9 maart in de Tweede Kamer zal plaatsvinden.
“Kamerleden hebben zich de afgelopen weken langzaam verdiept in het dossier en pikken op dat er verschillende, al dan niet negatieve, signalen zijn uit de praktijk en wetenschap”, vertelt Jansen. “Ze zien dat er veel informatie beschikbaar is over de nieuwe richtlijnen en hebben daarom verzocht om de datum van het debat op te schuiven. Het ziet naar uit dat we 18 april niet meer gaan halen. Ik zou het heel knap vinden als het wetsvoorstel nog in zo’n korte tijd door beide Kamers behandeld kan worden.”
Afgehamerd
“Men is geneigd om te zeggen dat het ‘slechts’ gaat om het implementeren van een richtlijn. Dat het gewoon moet gebeuren. Dat is mogelijk de reden dat er eerder een hamerstuk van was gemaakt”, aldus Jansen. “Maar we moeten niet vergeten dat de richtlijn ook de mogelijkheid biedt aan de lidstaten om op bepaalde onderwerpen keuzes te maken. Nieuwe regels roepen nieuwe vragen op, dus ook de behoefte voor nieuw flankerend beleid om mensen te helpen om met die nieuwe regels te werken. Daarnaast hebben we inmiddels ook de evaluatie van de huidige wet gehad. Uit deze hele evaluatie wordt maar één klein technisch dingetje overgenomen, namelijk de verlenging van de termijn voor nadere inlichtingen. Valt er over die evaluatie niet veel meer te zeggen? Ik denk dat dit de onderwerpen zijn die gaan spelen in het debat.”
Uitsluitingsgronden
Daarnaast hopen de hoogleraren dat een aantal vage beschrijvingen in de richtlijnen worden verduidelijkt. “De overheid krijgt bijvoorbeeld veel meer mogelijkheden om inschrijvers uit te sluiten”, geeft Manunza als voorbeeld. “De vertaling naar de Nederlandse regelgeving geeft aanleiding om te denken dat tekortkomingen, die niet ernstig genoeg waren om het contract te beëindigen, wel aanleiding zouden kunnen zijn om later van een aanbestedingsprocedure te kunnen worden uitgesloten. Dat is een punt die de Nederlandse regelgeving niet alleen kan, maar moet verduidelijken. Anders gaat dit voor enorm veel juridisering zorgen.”
Innovatiepartnerschap
De hoogleraren halen ook het voorbeeld van innovatiepartnerschap aan. “In de richtlijn staat dat een innovatiepartnerschap gebruikt mag worden als er sprake is van een nieuw of aanmerkelijk verbeterd product of dienst dat nog niet op de markt beschikbaar is. Wat als marktpartijen al bezig zijn met het ontwikkelen van zo’n product of de dienst, of als er al testversies van bestaan? Waar ligt de grens? Daar ga je straks discussies over krijgen”, stelt Jansen. “Innovatiepartnerschappen mogen namelijk aanbesteed worden met behulp van de onderhandelingsprocedure. Aanbestedende diensten willen deze procedure graag gebruiken, dus is het niet vreemd wanneer men de grenzen van de toepassingsmogelijkheden gaat opzoeken.”
Inbesteden
“De Wet Markt en Overheid wordt tegelijkertijd met de Aanbestedingswet herzien. Met name de inbestedingsproblematiek wordt in het kader van de Wet Markt en Overheid bestudeerd. De twee wetten moeten goed op elkaar worden afgestemd om problemen te voorkomen. Ik denk dat hier tijdens het debat wel weer discussie over zal komen, omdat sommige Kamerleden dit dossier goed kennen”, stelt Manunza. Jansen ziet dat de coalitiepartners wat inbesteden betreft lijnrecht tegenover elkaar staan. “Als je niet uitkijkt gaat deze kwestie op een welles-nietesniveau gevoerd worden. Terwijl het debat eigenlijk zou moeten gaan over het afwegingskader, waarmee men van geval tot geval tot een onderbouwde keuze voor wel of niet inbesteden kan komen. Want daar zegt de wet niets over.”
Lastige discussie
Een afwegingskader is voor veel onderwerpen uit het wetsvoorstel aan te raden. De ene groep vindt het prettig als de wet helemaal dichtgetimmerd wordt met concrete en gedetailleerde regels. De andere groep wil de vrijheid om zelf uit te vinden wat professioneel inkopen inhoudt. Het is niet een probleem dat zich makkelijk op laat lossen door middel van wetgeving, maar dat is wel waar het in het debat in de Kamer over gaat.” Toch is de Tweede Kamer wel in staat om dit soort problemen aan te pakken. “In 2011 en 2012 was de Kamer er wel op gericht om het debat naar het niveau van de praktische toepassing van de regels te tillen. Er was toen ook oog voor flankerend beleid. Dit zorgde voor handvatten, waarmee de inkooppraktijk geholpen werd om binnen de kaders van de bindende regels zelf beslissingen te nemen. Dat debat missen we nu”, concluderen de hoogleraren.