Ruim 3000 jeugdzorg-werknemers kwamen vanmiddag naar Den Haag voor een historische staking; de jeugdzorg legt voor het eerst in haar geschiedenis het werk neer. Vakbonden FNV en CNV, die de staking hebben georganiseerd, eisen meer geld om de tekorten in de jeugdzorg op te vangen. Ook willen zij een einde aan de “inkoopwaanzin”, het beleid van gemeenten om zo goedkoop mogelijk jeugdzorg in te kopen.
Jeugdzorg werknemers stellen dat de wildgroei aan aanbestedingen betekent dat veel commerciële partijen profijt uit de jeugdzorg kunnen trekken. Tegelijkertijd zouden werknemers te maken hebben met een te hoge werkdruk en te veel administratieve rompslomp. Dat komt allemaal de kwaliteit van de zorg niet ten goede, stellen de stakers.
Hogere werkdruk
Tegenover de NOS stelt jeugdzorgmedewerker Gertrud Reinink dat de problemen begonnen in 2015, toen de zorg werd gedecentraliseerd. De gemeenten werden verantwoordelijk voor de zorg, terwijl ze daar niet extra geld voor kregen. Sterker nog, er werd bezuinigd op de jeugdzorg. Volgens Reinink waren hier zowel de medewerkers als de cliënten de dupe van, omdat de decentralisatie geleid zou hebben tot een hogere werkdruk en langere wachtlijsten. Als er niets veranderd, vreest zij dat de situatie alleen maar erger wordt, aangezien de jeugdzorg een steeds minder aantrekkelijke werkgever is voor jongeren.
Extra budget
In mei reageerde minister van Volksgezondheid Hugo de Jonge op deze geluiden door 420 miljoen euro extra uit te trekken voor de jeugdzorg in 2019. In 2020 en 2021 zal daar nog 300 miljoen euro bijkomen. Volgens de vakbonden is dit echter niet genoeg. Zij eisen een structureel budget van 750 euro per jaar en willen daarnaast ook dat de arbeidsmarkt in de jeugdzorg gesteund wordt met een eenmalige financiële injectie van 200 miljoen euro