Ik heb het een beetje gehad met die pleidooien
voor MKB-vriendelijk aanbesteden, waarbij een voorkeur voor lokale partijen als
een zegen voor het aanbesteden wordt beschouwd. MKB-vriendelijk aanbesteden is
slecht en dom, en zou verboden moeten worden.
Het idee om sympathieke kleine bedrijfjes te
‘helpen’ is begrijpelijk. Vlak bij mijn huis in Den Haag is de Reinkenstraat,
een klein buurtwinkelstraatje waar ik naar de groenteman, de slager, de
kaasboer en de bakker ga. Dat is niet alleen omdat ze prima kwaliteit spullen
verkopen, nee, het is ook omdat ik hoop dat dit soort kleine winkeltjes kunnen
blijven bestaan. Zelfs als ze iets mindere kwaliteit zouden hebben dan de AH op
de hoek, zou ik dit blijven doen, want ik wil dit straatje niet graag missen.
Gemeenten hanteren hetzelfde principe bij hun
aanbestedingen. Plaatselijke aannemers, taxibedrijven, hoveniers en
ICT-bedrijfjes krijgen een voorkeursbehandeling bij het vergeven van
opdrachten. Het idee hierachter is dat het goed is als de plaatselijke economie
floreert en dat de werknemers van deze veelal MKB-bedrijven niet in een
uitkeringssituatie terecht komen.
Zelden wordt hier een kritische noot bij
geplaatst. Toch ‘schuurt’ het met de beginselen waarop aanbesteden feitelijk
gebaseerd zijn: eerlijkheid, geen vriendjespolitiek of favoritisme en gelijke
kansen voor alle bedrijven.
Allereerst: wanneer valt een bedrijf onder het
MKB? Ik blijf het fascinerend vinden dat Jan en alleman maar roept dat het
aanbesteden MKB-vriendelijk moet zijn, zonder dat we afgesproken hebben wat MKB
nu eigenlijk inhoudt. De Europese commissie hanteert het begrip SME (Small and
mediumsized enterprises):
Medium-sized, minder dan 250 werknemers en minder
dan 50 mln omzet
Small, minder dan 50 werknemers en minder dan 10
mln omzet
Micro minder dan 10 werknemers en minder dan 2 mln
omzet
Als we deze definitie op Nederland loslaten dan
wordt zo’n 95% van de onderhandse en Europese aanbestedingen gegund aan het
MKB, en is beleid om het MKB te bevoordelen enigszins ridicuul.
Een goede definitie zou ook per branche
verschillend moeten zijn. Een aannemer met 200 man personeel is een kleine
speler, een accountantskantoor met 200 man personeel is een grote jongen.
Nog veel interessanter is de discussie wat een
lokale of plaatselijke partij is? Ik was het afgelopen jaar spreker op de
marktdag van het waterschap Scheldestromen in Zeeland. Het waterschap nodigt
bedrijven uit om in een ontspannen sfeer van gedachten te wisselen over de
manier waarop het waterschap aanbesteedt. Een simpel en uitstekend initiatief
dat leerzaam is voor beide kanten. In de afsluitende forumdiscussie werd ook
gesproken over het feit of Zeeuwse bedrijven voorrang zouden moeten hebben bij
opdrachten van het waterschap.
In de discussie kwam vervolgens aan de orde hoe je
een Zeeuws bedrijf definieert. Iemand zei dat dat bedrijf in Zeeland gevestigd
moest zijn. Dat zou betekenen dat een bedrijf dat in Middelburg ingeschreven
staat, en waarvan de directeur een Fries is en alle 40 werknemers Polen zijn, een
Zeeuws bedrijf is. En hoe zit het met bedrijven die net over de grens van
Noord-Brabant gevestigd zijn, maar waarvan alle werknemers Zeeuwen zijn? Het is
in de praktijk niet zo duidelijk als het op het eerste gezicht lijkt.
We kwamen er niet uit. Het misverstand over
MKB-bedrijven is, dat iedereen uitgaat van de situatie in de jaren zeventig van
de vorige eeuw. In Wateringen, het dorp waar ik opgroeide waren drie
schildersbedrijven, en alle werknemers van die schildersbedrijven woonden in
Wateringen. Die kwamen lopend of op de fiets naar hun werk. Als er eens een
keer iemand uit een andere plaats kwam dan was dat een nieuwtje: “Hun van Bom
haai’n un Naalukker angenomme” (schildersbedrijf Bom heeft een schilder uit
Naaldwijk aangenomen).
De huidige tijd is daar niet mee te vergelijken.
Door de toegenomen mobiliteit is de afstand woonplaats-werk enorm toegenomen.
Het uitgangspunt dat de overheid de plaatselijke economie steunt door
plaatselijke bedrijven te bevoordelen is achterhaald. De werknemers van schildersbedrijf
Bom komen tegenwoordig uit alle windstreken en het idee dat zij hun geld alleen
bij de Spar in Wateringen spenderen, getuigt van een grenzeloze naïeviteit.
In de Aanbestedingswet vinden we ook een artikel
waarin staat dat overheden hun opdrachten niet mogen samenvoegen omdat te grote
opdrachten niet te behappen zouden zijn voor het MKB:
“Een aanbestedende dienst of
speciale-sectorbedrijf voegt opdrachten niet onnodig samen. Alvorens
samenvoeging plaatsvindt, wordt in ieder geval acht geslagen op:
a. de samenstelling van de relevante markt en de
invloed van de samenvoeging op de toegang tot de opdracht voor voldoende
bedrijven uit het midden- en kleinbedrijf;”
Wat een ongelofelijke onzin. Ieder inkoop-leerboek
begint zo’n beetje met de stelling ‘massa is kassa’ of ‘Big is beautiful’. Als
je 1000 computers koopt krijg je een betere prijs en betere voorwaarden dan
wanneer je er 10 koopt. Iedereen begrijpt dat. Soms is een grote gebundelde
opdracht inkooptechnisch veel verstandiger. Door overheidsinkopers te dwingen
om niet samen te werken, draag je eraan bij dat de Nederlandse belastingbetaler
niet de meest ideale producten of diensten krijgt. Dat is toch te gek voor
woorden. Waar het om gaat is dat je per opdracht moet kijken wat verstandig is.
Soms zul je een opdracht samenvoegen om een beter resultaat te bereiken voor de
belastingbetaler, soms is het beter om de opdracht klein te houden. Dat is nou
juist de essentie van het vak van inkoper, om hierbij een verstandige keuze te
maken. Aanbesteden is maatwerk.
Onlangs gaf ik een cursus bij een gemeente (die ik
uit piëteit niet zal noemen) die grond aan particulieren aanbood. Om de verkoop
te stimuleren zou de gemeente de notariskosten betalen. Een inkoper van de
gemeente had de opdracht geraamd op ca. €50.000,- . Aangezien de notarisdienst
in dit geval ging om standaardovereenkomsten, was de aanbesteding op laagste
prijs. In de gemeente waren twee notariskantoren gevestigd die de inkoper
allebei een offerte vroeg. Aangezien het inkoopbeleid voorschreef dat bij
opdrachten boven de €30.000 drie offertes gevraagd moesten worden, vroeg ze ook
een offerte aan bij een notariskantoor op 30 km afstand. Toen de kluis geopend
werd bleek dat de beide plaatselijke partijen ingeschreven hadden met een prijs
van ca. €100.000,- terwijl het kantoor op 30 km afstand had ingeschreven met
een prijs van €30.000,-.
Diezelfde dag stuurde ze het gunningsbericht met
de mededeling dat het kantoor op 30 km afstand gewonnen had. Een uur later (!?)
stond de burgemeester briesend bij haar bureau. Ingewijden weten dat
burgemeesters in hun hart een diepe weerzin hebben tegen voetvolk als inkopers,
dus het was een unieke gebeurtenis. De burgemeester tierde dat het een lust was
(“ik ga zondag met die notaris golfen, wat moet ik dan zeggen?”) maar de
inkoper was gelukkig onvermurwbaar. Minder dappere inkopers willen zo’n
aanbesteding dan nog wel eens intrekken vanwege ‘nieuwe voortschrijdende
inzichten’.
Mijn grootste bezwaar tegen het bevoordelen van
plaatselijke en lokale partijen is dat het een beetje de ranzige geur heeft die
we ook aantreffen bij politieke partijen als het FVD en de PVV. De wereld stopt
bij onze voordeur, onze gemeentegrens of onze landsgrenzen en de rest van de
wereld kan barsten. Mij spreekt het niet aan.
Kan de overheid dan niets doen voor kleinere
bedrijven die minder ervaring hebben met aanbesteden. Jazeker, kan dat wel, en
dat is ‘eenvoudig aanbesteden’. Waarom moeten aanbestedingen altijd zo verdomd
ingewikkeld zijn, veel tijd vergen en een juridisch doolhof zijn. Onlangs zag
ik de leidraad voor een onderhandse aanbesteding van 24 pagina’s met hierin
allerlei citaten uit de aanbestedingswet en een volledige opsomming van alle
uitsluitingsgronden. Waarom? Ingewikkelde aanbestedingen bevoordelen de grote
spelers met hun tenderdesk van 8 bidmanagers, 10 tekstschrijvers en 6
ondersteuners. Die draaien hun hand niet om voor drie casussen, een plan van
aanpak, een visie op het vakgebied, een MVO-standpunt, een duurzaamheidstoets,
een social return plan van allure en een kansen- of risicodossier. Wil je
kleinere bedrijven een eerlijke kans geven, maak dan de aanbestedingen niet te
ingewikkeld.