Op deze website worden advertenties getoond. Van de advertenties wordt de redactie betaald. De redactie verzorgt het nieuws op deze website. Zonder advertenties geen nieuws. Zou je je adblocker daarom willen uitschakelen
In het eerste deel van het tweeluik over nature (aanleg) en nurture (opvoeding) in de bouwsector beschreef ik de soms stroeve relatie tussen (publieke) opdrachtgevers en aannemers vanuit de nurture-benadering. Maar ook de nature-benadering kan interessant zijn. Als wordt gekeken naar de organisatorische DNA van (publieke) opdrachtgevers en aannemers, zijn de nodige verschillen zichtbaar.
Alleen al in de risicobeleving is het verschil groot. Een aannemer kan als private onderneming failliet gaan. Een vertraging op een bouwproject heeft direct invloed op de inkomsten van een aannemer en kan dus tot financiële problemen leiden. De salarissen en andere bedrijfskosten moeten immers wel gewoon betaald worden. Voor een (publieke) opdrachtgever levert een vertraging gemiddeld genomen minder problemen op. Met de opmerking van een publieke aanbesteder “dan doet die aannemer toch niet mee met deze aanbestedingsprocedure” wordt dan ook weinig begrip getoond voor de situatie van een gemiddelde aannemer. De noodzaak om werk te hebben kan groter zijn dan de luxe om niet mee te doen aan een slecht georganiseerde (of oneerlijke) aanbestedingsprocedure.
Publieke opdrachtgevers hebben naast een bouwproject veel meer stakeholders en belangen waarmee rekening gehouden moet worden. Een verkeerssituatie veranderen (als civiel bouwproject) hangt samen met routes van het openbaar vervoer (lopende concessies!) en kan voor verplaatsing van overlast zorgen (weerstand omgeving). Verkeersstromen hangen weer samen met toekomstige woningbouw en ontwikkeling van bedrijventerreinen. Publieke traagheid valt derhalve goed te verklaren en dan komt de politieke besluitvorming (coalitievorming, verkiezingen et cetera) hier nog bovenop. Gedoe waar een aannemer vanuit zijn project veelal geen notie van heeft, maar wel last van kan hebben.
“De” publieke opdrachtgever bestaat ook eigenlijk niet. Veel werkzaamheden worden door externe organisaties uitgevoerd en al die organisaties hebben ook weer belangen. Voordat een werk op de markt komt, heeft er eigenlijk al een complete veldslag plaatsgevonden tussen commerciële en (organisatie) politieke belangen. Een aannemer moet binnen de tijd die nog over is, het werk maken.
Als bij een aanbestedingsprocedure ook nog wordt gewerkt met (regionale) inkooporganisaties, worden inhoud (intern) en proces (extern) van elkaar gescheiden. Inkoop wordt zo professioneler ingericht maar wel op afstand van de organisatie die moet werken met hetgeen dat wordt ingekocht. Gevoel krijgen bij een opdracht en opdrachtgever is voor een gegadigde daardoor niet altijd eenvoudig. Terwijl dit wel zinvol kan zijn voor de toekomstige samenwerking.
Mogelijk speelt ook het gemiddelde opleidingsniveau bij de verschillende organisaties een rol. Zeker bij de kleinere aannemers zijn de mensen op kantoor vaak praktische mensen (opleidingsniveau MBO-HBO) waarbij een (publieke) opdrachtgever het opleidingsniveau veelal HBO-WO is.
Wel of geen risico lopen, geen zicht op (of begrip voor) elkaars belangen en een praktisch of formele werkwijze. Ook in de basis zijn aannemers en (publieke) opdrachtgevers verschillend. Hoewel je ze niet over een kam moet scheren – projectmatig werken blijft mensenwerk – biedt ook de nature-benadering een mooi kader om te kijken naar de bouwsector. Een kijkje in elkaars keuken kan daarom best leerzaam zijn!