Op deze website worden advertenties getoond. Van de advertenties wordt de redactie betaald. De redactie verzorgt het nieuws op deze website. Zonder advertenties geen nieuws. Zou je je adblocker daarom willen uitschakelen
In het sociaal domein roepen aanbieders van maatschappelijke ondersteuning en jeugdzorg, maar ook gemeenten, steeds harder dat partnerschap en samenwerking nodig is. Nodig om de zogenaamde ‘transformatie’ van het sociaal domein verder te brengen. Wat die transformatie dan inhoudt, is niet altijd even duidelijk overigens. Maar het is in ieder geval het anders en beter organiseren van dienstverlening aan inwoners die dat nodig hebben dan nu het geval is.
Vaak hoor ik zowel gemeenten als aanbieders stellen dat het aanbestedingsrecht in de weg staat van partnerschap en samenwerking. Klopt die stelling?
Eerst dan de vraag: wat bedoelen gemeenten en aanbieders met partnerschap en samenwerking? Vaak krijg ik op die vraag een vaag antwoord. Zoals ‘met meer vertrouwen in elkaar aan de slag’ of ‘meer rekening houden met elkaar’. Dat klinkt heel wat, maar het zegt natuurlijk niet zoveel. Althans, niet voor de praktijk en hoe aanbestedingsrecht dan in de weg kan zitten.
Als ik partnerschap en samenwerking gemakshalve op één hoop gooi (en dus wat ongenuanceerd verder ga in mijn betoog), dan zou je de volgende definitie kunnen hanteren: het bij elkaar brengen van middelen (geld, deskundigheid, bevoegdheden, et cetera) om gezamenlijk geformuleerde doelen te bereiken, daarbij rekening houdend met individuele doelen en belangen die tegengesteld kunnen zijn aan elkaar. Je kunt hier alleen ‘rekening mee houden’ als je nu eens tegemoet komt aan de individuele doelen en belangen van de één, en dan weer aan de individuele doelen en belangen van de ander. Als het partnerschap of de samenwerking nooit rekening houdt met de individuele doelen en belangen van één van de partijen, dan heeft die partij weinig belang meer bij het inbrengen van zijn middelen en daarmee bij het partnerschap c.q. de samenwerking.
Partnerschap en samenwerking vragen juist daarom om een langdurige relatie. Alleen in een langdurige relatie is het namelijk mogelijk om te geven en te nemen, en steeds opnieuw individuele posities bij te stellen op het gezamenlijk geformuleerde doel. Bij eenmalige transacties (ook al duurt de uitvoering enkele jaren) is dit niet mogelijk en ook niet nodig.
Nu hoor ik de aanbestedingsadepten al zeggen: nou, je kunt toch een langjarige overeenkomst aanbesteden? Dan zit aanbesteden dus niet in de weg! Dat is naar mijn mening te simpel.
Ten eerste is door hoofdstuk 2.5 van de Aanbestedingswet (wezenlijke wijzigingen) de flexibiliteit om geven en nemen toe te passen in de uitvoering van een overeenkomst erg beperkt. In de overeenkomst die is aanbesteed moeten immers mogelijke, wezenlijke wijzigingen die samenhangen met geven en nemen allemaal zijn uitgekauwd. Dat is in een onvoorspelbaar domein als het sociaal domein vrijwel onmogelijk. Als het al lukt om langjarige overeenkomsten aan te besteden en partnerschap en samenwerking van de grond te krijgen, dan is de passende strategie van geven en nemen maar beperkt te integreren in de overeenkomst.
Ten tweede mogen gemeenten binnen aanbestedingen geen rekening houden met reeds bestaande relaties. Het aanbestedingsrecht (en eigenlijk het Europese recht) gaat uit van twee manieren om publieke taken uit te voeren: via de overheid of via de markt. Juist in Nederland hebben we echter nog een maatschappelijk middenveld, het veld waar veel aanbieders van maatschappelijke ondersteuning en jeugdzorg zich op begeven. Deze organisaties bestaan soms al decennia en komen veelal voort uit het zogenaamde maatschappelijk of privaat initiatief. Voor het aanbestedingsrecht zijn dit echter per definitie ‘ondernemers’ die diensten aanbieden op een markt. Doordat het aanbestedingsrecht het maatschappelijk middenveld niet kent, kan het ook de bijzondere relaties die gemeenten en aanbieders kunnen hebben niet op waarde schatten. Aanbieders moeten zich in een concurrentiestrijd in aanbestedingen bewijzen. Daarmee dwingt het recht gemeenten niet ‘te geven’ aan aanbieders, maar soms gewoon alles ‘te nemen’. Fnuikend voor partnerschap en samenwerking natuurlijk. Er valt hierna immers helemaal niets meer te geven en te nemen.
Aanbestedingsrecht kan partnerschap en samenwerking dus aardig in de weg zitten. Het beperkt minstens de benodigde flexibiliteit, maar kan zelfs heel goedlopende partnerschappen ongedaan maken. Als gemeenten echt op zoek zijn naar nieuwe aanbieders (en partnerschap nog moet groeien), is een aanbesteding wellicht een goed instrument. Maar daar waar gemeenten en aanbieders partnerschap en samenwerking al jaren kennen, zou de wetgever het aanbestedingsrecht eens onder de loep moeten nemen.