Op deze website worden advertenties getoond. Van de advertenties wordt de redactie betaald. De redactie verzorgt het nieuws op deze website. Zonder advertenties geen nieuws. Zou je je adblocker daarom willen uitschakelen
In artikel 68 van Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 staat onder meer dat je “bij geel licht moet stoppen” tenzij “de bestuurder het teken zo dicht genaderd is dat stoppen redelijkerwijs niet meer mogelijk is”. In dat geval “mag de bestuurder doorrijden”. Mijn kinderen hadden dus gelijk toen ik laatst extra gas gaf om niet te hoeven stoppen voor rood. Wat ik deed was niet toegestaan. Wel kan ik ze de volgende keer uitleggen dat het verkeerslicht niet oranje is, maar geel. Minor detail, maar leuk gespreksonderwerp om met de achterbank te voeren.
Vermoedelijk zullen de meeste weggebruikers het “stoppen als het redelijkerwijs niet mogelijk is” zo veel mogelijk oprekken. Zoals alle wetten en regelingen zo veel mogelijk in het eigen voordeel worden opgerekt. Veel maatschappelijke verontwaardiging over misstanden gaan dan ook niet over of iets wel of niet mag, maar of het moreel gezien kan. Zijn de regels niet te ver opgerekt? Dit is bijvoorbeeld terug te zien in de discussie rond belastingontwijking: het is, in tegenstelling tot belastingontduiking, toegestaan. Of het gewenst is, is een tweede. Zeker als aan de ene kant de mogelijkheden om te ontwijken maximaal worden uitgepond en aan de andere kant subsidies en publieke steun wordt gevraagd. Voer voor ethici, rechtsfilosofen en moraalridders.
Als wordt gekeken naar het aanbestedingsrecht, kan de vraag worden gesteld of publieke opdrachtgevers bij geel moeten stoppen of juist extra gas mogen geven? De richtlijn voor een stoplicht is dat deze 3,5 seconden op geel staat. Een aanbestedingsprocedure kent gelukkig een iets langere doorlooptijd. De vraag of “stoppen redelijkerwijs niet meer mogelijk is” lijkt in deze eenvoudig te beantwoorden: ja, stoppen is (bijna) altijd mogelijk! Zeker omdat de Aanbestedingswet voldoende ruimte biedt voor spoedeisende gevallen zoals hulpdiensten die door rood mogen rijden tijdens noodsituaties.
Als het uitgangspunt is dat het oprekken van aanbestedingsregels leidt tot extra werk, meer kans op fouten en hogere kosten, kan worden gesteld dat “roomser zijn dan de paus” geen slecht startpunt is voor publieke aanbestedingsprocedures. Wanneer “roomser zijn dan de paus” wellicht te veel gevraagd is, kan “even rooms zijn als de paus” al een mooi streven zijn. Dus niet alleen binnen de regels maar ook binnen de geest van de wet blijven! Waar in de openbare ruimte corrigerende maatregelen worden genomen als de geldende verkeersregels veelvuldig worden overtreden (drempels, flitspalen et cetera), is het afwijken op het eigen inkoopbeleid of het aanbestedingsrechtelijke equivalent van belastingontwijking minder vatbaar voor correcties. Evaluaties als wordt afgeweken van het inkoopbeleid of na afronding van een noodverband-aanbesteding, vinden zelden plaats doordat de waan van de dag blijft regeren. En zoals in heel arbeidsland, zijn ook in aanbestedingsland de nodige tekorten en capaciteitsproblemen. De waan van de dag is daardoor waanzinnig geworden.
Stoppen bij geel zou daarom een mooi startpunt zijn.
Met stoppen voor geel ontstaat een tweede voordeel. De interne discussies tussen de afdeling inkoop enerzijds en de operatie en de (politieke) leiding anderzijds zouden minder complex moeten zijn. Iets kan wel of iets kan niet, geen ingewikkelde maatwerkconstructies omdat “juist deze aanbesteding zo uniek is”. De kans is namelijk reëel dat binnen een maand een nieuwe unieke aanbestedingsprocedure moet worden opgestart. Uniek is een rekbaar begrip waardoor de waan van de dag een dwingend keurslijf wordt met unieke uitdagingen. De uniciteit van veel aanbestedingen komt echter voort uit verkeerde (of te late) beslissingen in het voortraject. Lees: buiten de invloedsfeer van de inkopende afdeling. Als de inkopende afdeling vervolgens té klantgericht of té flexibel is, wordt de procedure niet alleen onnodig complex, maar worden ook de collega’s in het voortraject de prikkel ontnomen het de volgende keer anders te doen. Af en toe “nee” zeggen draagt bij aan het verbeteren van de eigen organisatie: een lagere werkdruk en een lerende organisatie, meer win-win is bijna niet mogelijk. Met een schuin oog kijkend naar HRM, zien we dat de mensen die geen nee kunnen zeggen, meer vatbaar zijn voor een burn-out. Zeker als deze eigenschap wordt gecombineerd met perfectionisme. De veelomvattendheid en juridische complexiteit van een aanbestedingsprocedure zijn an sich al een uitdaging voor perfectionisten. Laat staan als ook nog wordt afgeweken van de bestaande paden. Stoppen met geel is daardoor niet alleen goed voor een organisatie, maar ook voor haar medewerkers. Of het zinvol is om voornoemde aanbestedingsproblematiek met de achterbank te bespreken, betwijfel ik. De vraag of het verkeerslicht geel of oranje is, zal voorlopig voldoende diepgang bieden.