Minister Kamp van Economische zaken heeft onlangs besloten om de Gids Proportionaliteit aan te passen, waardoor bij de centrale overheid opdrachten onder de 50.000 euro enkelvoudig onderhands kunnen worden gegund. Deze beslissing zorgt voor kritische vragen vanuit de Tweede Kamer. Ook komt het afkeurende artikel van de Algemene Rekenkamer uit 2013 weer in beeld. Zij stelden hierin dat enkelvoudig onderhands gunnen niet de bedoeling is van de Aanbestedingswet. De overheid moet op een transparante en effectieve manier inkopen, tegen de beste prijs-kwaliteitverhouding. Wanneer er slechts één offerte wordt opgevraagd, is dit niet het geval. Volgens hoogleraar Jan Telgen stimuleert onderhands gunnen zelfs vriendjespolitiek.
Willem Janssen, promovendus Internationaal en Europees aanbestedingsrecht bij het Public Procurement Research Centre van de Universiteit Utrecht en Twente, zegt zich aan te sluiten bij de mening van hoogleraar Jan Telgen. “Het is daarnaast inconsistent dat je zegt dat decentrale overheden maatwerk moeten leveren, maar dat de centrale overheid onder de 50.000 euro mag doen wat ze wil. Dit leidt in de praktijk gewoon tot enkelvoudig onderhands gunnen en een standaard lijstje van ondernemers die worden uitgenodigd. Dan kun je jezelf afvragen of je dan wel de beste prijs-kwaliteitverhouding krijgt.”
Probleem is de Gids
Theo van der Linden, aanbestedingsexpert, stelt desgevraagd dat het probleem terug te voeren is op de Gids Proportionaliteit. Hierin staat het volgende:
‘Zowel boven als onder de drempel is het van belang dat een procedure wordt gekozen, die aansluit bij het onderwerp van de betreffende aanbesteding, afgezet tegen het karakter van de markt waarin potentiële inschrijvers opereren. Dat is niet te kwantificeren in een vast bedrag: bedragen kunnen echter wel nuttig zijn om te bepalen in welke richting kan worden gedacht.’
“Als hulpmiddel bij de keuze voor een procedure waren in de Gids een aantal kleurenschema’s met bedragen opgenomen. Het verwarrende was echter dat de Gids daarnaast in de tekst ook gewoon heel concreet was over welke procedure bij een bepaalde waarde gekozen kon worden”, vervolgt Van der Linden.
‘In algemene zin kan voor een waarde van een ‘kleine opdracht’ voor leveringen en diensten gedacht worden aan opdrachten tot 40.000 a 50.000 euro, voor werken wordt een bagatel tot 150.000 als reëel beschouwd.’
“De Gids zegt bovendien dat tot de Europese drempel voor leveringen en diensten en tot een bedrag van 1.500.000 euro voor werken een meervoudig onderhandse procedure proportioneel geacht wordt.” Dit heeft volgens Van der Linden enorme gevolgen voor de praktijk gehad: “Vrijwel alle aanbestedende diensten schreven hun inkoop- en aanbestedingsbeleid toe naar de tekst van de Gids en de kleurenschema’s werden hierbij vergeten. Hierdoor nam het aantal meervoudig onderhandse aanbestedingen enorm toe en werd er steeds minder nationaal openbaar aanbesteed. Hoewel onderhands aanbesteden de lasten omlaag brengt, kun je ook stellen dat deze keus de meeste mogelijkheden biedt voor vriendjespolitiek en favoritisme. Je bepaalt immers zelf wie je uitnodigt en het is verdomd moeilijk voor bedrijven om aan te tonen dat zij mee zouden mogen doen.”
Hoge drempels
Waarom dan toch de keuze voor de hoge drempels? “Over het algemeen is het voor overheden een groot voordeel om ervoor te zorgen dat de drempels bij een procedure zo hoog mogelijk zijn, omdat je dan meer keuzeruimte hebt”, stelt Janssen. “Uiteindelijk zijn die drempels er ook voor bedoeld om overheden tot op een zekere hoogte te dwingen om bepaalde soorten procedures te gebruiken, omdat dat doelmatig kan zijn. Enkelvoudig en meervoudig onderhands aanbesteden kan in sommige gevallen effectief zijn. Aan een aanbesteding zitten namelijk ook kosten verbonden. Het is wel iets wat per geval bekeken moet worden. Je moet elke keer een analyse maken van de markt. Wat kunnen ondernemers bieden? Wat is de opdrachtwaarde? Wat zijn de kosten die wij maken? Wat zijn de kosten die de markt maakt? Dat zouden factoren moeten zijn op basis waarvan je zo’n afweging maakt”, aldus de promovendus.
“Er wordt natuurlijk niet gezegd dat alles onder de 50.000 euro enkelvoudig onderhands gegund moet worden, maar er wordt wel ruimte geboden om dit te doen”, vervolgt Janssen. “Dit zal ook voor de praktijk betekenen dat het veel zal gebeuren. Het komt er ook vaak wel op neer dat er partijen worden gekozen waar al eerder mee is samengewerkt. Je beperkt dus wel de markt.” Janssen raadt aan om de minister hierover aan de tand te voelen. “Wat zijn daarnaast precies de overwegingen om het op Rijksniveau op deze manier aan te pakken, maar het voor andere overheden niet zo te doen?”